Columns > 41 komma nog wat procent

41 komma nog wat procent

 

Ze zijn er vroeg bij, in Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel. Ruim acht maanden voordat daar gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden, was er gisteravond al een verkiezingsdebat. Thema: de ouderen.

Zelden zullen de woordvoerders van partijen – ik was één van hen – zich ongemakkelijker hebben gevoeld in een forum. De organiserende afdelingen van de ouderenbonden en de Seniorenraad Schijndel, een adviesclub zonder leden, hadden een reeks stellingen bedacht die tevens wensen waren. Vooraf lieten de senior inleiders al weten dat het niet de bedoeling was dat een politicus tegen één van die wensen nee zou zeggen. Sterker: of ze die ideetjes maar wilden opnemen in hun verkiezingsprogramma. En of wij, die politici dus, wel wisten dat ons electoraat voor 41 komma nog wat procent uit vijftigplussers bestaat. Voor wie dat nog niet genoeg vond om slaafs in te stemmen met wat de gastheren zoal bedacht hadden: heel misschien komt er van de KBO-bestuurders aan hun achterban een stemadvies. Dit was geen verkiezingsdebat. Dit was geen bespreking van goedbedoelde adviezen en wensen. Dit was iets anders.

 

Chantage.

 

Wij, politici, bogen daar slaafs voor. De Seniorenraad wil een convenant? Dan komt er toch een convenant. Geen huidig of toekomstig raadslid dat ook maar een idee had wat er in moet komen te staan, maar dat kon gisteravond niet bommen. Ook niet dat zo’n convenant het mandaat van de wél democratisch gekozen volksvertegenwoordigers mogelijk beperkt. Want als een zwaard van Damocles hingen die 41 komma nog wat en dat stemadvies boven de politici.

Rookmelders in alle ouderenwoningen, het behoud van alle wijk- en dorpshuizen en een einde maken aan ‘de onverantwoorde bezuiniging op de zorg’: alles was goed.

Schoorvoetend probeerde ik de grenzen op te zoeken van de ruimte die de 41 komma nog wat me bood. Kon ik er bijvoorbeeld op wijzen dat de gastheren dan wel voor meer veiligheid pleitten, maar dat Nederland al heel erg veilig is? Ja, dat mocht. En zou ik dan ook nog kunnen zeggen dat er behalve al die wensen van de ouderen ook wat over moet blijven voor hun kinderen en kleinkinderen? Ook dat mocht, vanuit de zaal kwam zelfs geknik. Al zag ik in mijn rechter ooghoek de senioren-hoofdman boos kijken.

 

Wat ik niet meer durfde te zeggen: dat het absurd is om iedereen boven de 50 tot de doelgroep van die ouderenbonden te scharen. Dat ze dat percentage van 41 komma nog wat verder kunnen vergroten door de leeftijdsgrens te verlagen naar 40. En dat het bij de aangeroerde thema’s, zorg en zo, in de praktijk gaat om 75-plussers. En dat dit nog geen 15 procent van de inwoners omvat. Dus amper tien procent van de kiezers. En o ja: vooral allochtone ouderen hebben het volgens de website van het Ministerie van Volksgezondheid zwaar en laat het daar nou helemaal niet over zijn gegaan, gisteravond.

 

Pas veel later, al lang weer thuis, besefte ik dat ik deel had genomen aan een bespottelijke vertoning. Van een, ook nog eens geslaagde, poging om de wil van een stuk of tien behoudende heren op te leggen aan alle partijen van de nieuwe gemeente Meierijstad. Geen raadslid durfde er tegenin te gaan. Terwijl daar, stelde ik de ochtend daarop vast, toch best goede argumenten voor zijn.

Want zijn al die wensen van de ouderenbonden en die raad niet ontzettend en onredelijk conservatief? Terwijl zij alsmaar hamerden op gratis in hun schoot te werpen zorg, dagbesteding, wijkcentra en rookmelders, is de realiteit dat meer dan de afgelopen halve eeuw mensen veel voor elkaar kunnen en willen betekenen. En terwijl zij beweerden dat vier van de tien kinderen van ouderen geen poot willen uitsteken, is de werkelijkheid volgens actueel onderzoek dat die bereidheid juist groeit. Het zijn de 40- tot 60-jarigen die werk combineren met zorg voor ouders én kinderen. Kan het onderhand eens over die mensen gaan? Ook als die groep electoraal gezien wat minder boeiend is? En dan heb ik het nog niet gehad over al dan niet georganiseerde burenhulp. Ook die bijstand raakt meer in zwang. Niet vanwege bezuinigingen, maar omdat – anders dan die Seniorenraadsleden – steeds meer mensen beseffen dat het normaal is om wat voor een ander te doen.

En nog eens wat: zouden de vitale, draagkrachtige en gezonde ouderen – de meerderheid dus van de 50-plussers – misschien wat anders kunnen doen dan eisen opdreunen? Iets ondernemen bijvoorbeeld voor leeftijdgenoten die het slechter hebben getroffen?

 

Het volgende verkiezingsdebat wordt vast beter. Dan krijgen we van doen met organisatoren en toehoorders die écht willen weten wat de politici denken. En die politici gaan dan enthousiast en eerlijk zijn, zelfs als die toehoorders pubers van zestien zijn waar geen stem te winnen is.