12 – Waarin Adolf naar de Noordertoren gaat
Bijna alle dorpelingen waren er. Eigenlijk zouden ze bijeenkomen op het plein, maar vanwege de regen waren ze uitgeweken naar de benedenzaal van de Noordertoren.
‘Je drinkt geen bier,’ zei Elza tegen Reinout.
Wiebe wilde buikspreken, maar Theodoor duwde hem aan de kant. ‘Het is niet de langste dag, Wiebe. En Mari, houd je gulp dicht. We gaan het over belangrijkere zaken hebben. Machteld heeft wat te zeggen.’
‘Ze wil haar ezel ruilen tegen een boek,’ riep Wiebe met gesloten mond. Een enkeling lachte.
‘Bijna goed,’ zei Machteld. ‘Ik wil mijn taak ruilen tegen niks. Of jawel, wel tegen iets. Tegen rust. Ik had ruim anderhalf jaar geleden al een naam moeten bedenken voor de zoon van Jannie en Adolf.’ Even hield ze stil. Wat ze verwachtte, gebeurde. Mensen stootten elkaar aan. Ze keken naar Jannie, naar Adolf-zonder-raarmond en naar Elza en Reinout.
‘Het is goed,’ besloot Reinout. ‘En we zijn trots. Een kleinkind dat niet wordt afgeleid door wat ie ziet, dat is een slim kleinkind. Bijna net zo slim als een kind dat alsmaar vragen stelt.’
‘Zo is het,’ zei Machteld. ‘En nu neemt Adolf mijn taak over. Hij wordt de naamgever. En mag meteen zijn zoon een naam geven.’
Adolf was voor een miljoenenpubliek op televisie geweest, maar werd nu onzeker van alle blikken die op hem waren gericht. ‘Dat gaat twee jaar weg, komt terug en is ineens vader en naamgever. Het is me wat,’ zei Voetveer Bernard. ‘Je zou er bijna Leegte van krijgen.’
Adolf aaide nerveus over zijn kiel. Het was weer wennen, die stugge stof. Hij schraapte zijn keel.
‘Winston. Mijn zoon heet Winston.’
‘Mooi,’ zei Reinout. ‘En dan lust ik nu wel een kruikje.’
Elza stapte naar voren. ‘Nee,’ zei ze. ‘Geen Winston. Winston bezette andere landen en Adolf moest er een zee voor oversteken om die landen te bevrijden. Winston was een bezetter. Daar noem je geen kind naar.’
Adolf keek naar Machteld. Ze keek nerveus. ‘Misschien heb ik destijds… Het kan zijn dat…’
Adolf onderbrak haar. ‘Elk mens doet dingen goed en slecht. Winston bezette een land. Maar hij zorgde ook voor Volkswagens en Autobahnen. En alsof Adolf zo geweldig was, met zijn stinkende sigaren.’
Reinout wilde nog vragen wat Autobahnen en Volkswagens waren en wat er dan zo stonk aan palingen, maar Machteld duwde een kruik bier in zijn handen. ‘En denk erom, je klimt niet in de toren.’