Columns > Wie dan leeft

Wie dan leeft

Met het oog op de jaarwisseling moesten we het maar eens over de toekomst hebben. Niet die van u of mij persoonlijk, maar van de wereld. Dit stuk eindigt met de vaststelling dat u en ik het vertikken om die toekomst te beïnvloeden. Dan weet u dat.

Als het gaat, zoals het al eeuwenlang gaat, mogen we optimistisch zijn. Ik schreef het al vaker: decennium na decennium en eeuw na eeuw nemen honger, onvrijheid, oorlogen, epidemieën en analfabetisme af. En voor u nu gaat zeuren over de opkomst van – overigens democratisch gekozen – autoritaire leiders: die schijnbare trend kan over tien of twintig jaar zomaar een rimpeling in de opmars van de democratie blijken.

Blijft alleen die vervelende klimaatverandering over. Ook hier kan ik me er blijmoedig en gemakkelijk van afmaken: van de jaren zeventig-voorspellingen van de Club van Rome is weinig uitgekomen en dus zal de soep ook nu weer niet zo heet worden gegeten als door alarmisten wordt opgediend.

Die vorige alinea overtuigt niet echt. Wetenschappers zijn nogal eenduidig over wat ons te wachten staat. En nog eens wat: de gevolgen van klimaatverandering zijn al merkbaar.

 

We moeten aan de slag. En dat gaan we niet doen.

Ik heb mijn regenpijpen nog niet afgezaagd (maar word wel steeds beter in het scheiden van afval). Ik heb geen zonnepanelen (maar koop wel 98 procent duurzame energie in), ik heb de achtertuin nog vol tegels liggen (de voortuin mag wél gezien worden), ik rijd niet elektrisch (maar mijn dieselauto is weer wel heel zuinig) en ik vlieg zelden (wat niet hetzelfde is als nooit).

Blogs over klimaatverandering worden vooral gelezen door mensen die bewuster en verstandiger bezig zijn dan ik (hoi zus Carin!), maar neem van me aan, bewuste lezer: de meeste mensen zijn weinig haren beter dan ik.

 

Ik heb een smoes en een reden voor mijn gedrag.

De smoes: het maakt geen donder uit wat ik doe, zolang de zware industrie in met name China en India verslaafd blijft aan steenkolen. Mijn inspanningen zijn minder dan een druppel op een plaat die door de smerige industrie gloeiend is gemaakt.

De reden: mensen zijn geneigd in het nu te leven. De dag te plukken. Sparen voor de oude dag lukt veel mensen nog net en geld opzijzetten voor de studie van kinderen is bespreekbaar – maar vraag ons niet om nu drastische en voor onszelf pijnlijke maatregelen te nemen om ellende te voorkomen in de toekomst.

Ik hoor het u zeggen: die ellende is niks van de toekomst, die is er nu al. En dan verwijst u naar de snikhete, droge zomer die we net achter de rug hebben. Kan wel wezen, maar er kwam bij mij ondanks de droogte nog steeds water uit de kraan. Ik dronk er geen biertje minder om. Wat krantenkoppen ook beweren, die klimaatverandering voelt voor massa’s mensen als iets dat abstract is en ook nog eens ver weg in de tijd.

 

Maar mijn nog ongeboren achterkleinkinderen dan? Heb ik daar dan schijt aan? Jazeker heb ik dat. En u ook. Mensen zijn nu eenmaal amper of niet in staat solidair te zijn met mensen die nog niet bestaan. En wat voor individuele mensen geldt, gaat ook op voor hun volksvertegenwoordigers, regeringen en bazen van ondernemingen.

We draaien de gaskraan in Groningen pas dicht als er daar geen houden meer aan is. We maken pas een Deltaplan als Zeeland onder water staat. We bieden pas voedselhulp aan een Afrikaans land als een hongersnood daar een feit is.

We zijn niet te beroerd om drastische maatregelen te nemen. Maar dat doen we pas als de nood aan de man is. Het goede nieuws is dat mensen in staat zijn zich in die gevallen te organiseren – we delen als een dolle voedselpakketten uit als het nodig is, bouwen dammen en dijken waar we terecht trots op zijn en stappen de komende jaren net zo snel van het gas af als dat we er ooit mee begonnen.

Maar vraag ons niet dat soort dingen tijdig te doen. Die doelstellingen van Parijs die gaan we halen. Maar pas nadat Nederland onder water staat, Zuid-Frankrijk een woestijn is en de zon niet meer door de roetdeken in de atmosfeer komt.

Tegen die tijd haal ik de tegels uit mijn achtertuin.