Columns > WC-papier

WC-papier

Toen in 1972 onderwijzers in een klas met 37 leerlingen ongestraft rookten, was er ook weinig mis met een pakje sigaretten aan zo’n onderwijzer cadeau geven.

Op de laatste dag van de lagere school was het tijd om meneer Van Muijen een cadeau te geven. Van Muijen of Vermuijen, dat mag ik kwijt zijn. Mijn moeder besloot dat het een pakje sigaretten werd, want die lagen op voorraad thuis. Mijn vader kocht ze per slof. Elke zaterdag.

Caballero meestal. Soms Camel. Camel was leuk – er stond een dromedaris op, nog steeds naar het schijnt. Op een voorpoot van het beest is in de haren Manneke Pis te herkennen.

Meneer Van Muijen of Vermuijen of Van Muien kreeg een pakje sigaretten. ‘Moet het ingepakt?’, vroeg mijn moeder die ochtend. Dat leek me wel. Een niet ingepakt cadeau is geen cadeau, maar een pakje sigaretten.

Wij hadden thuis meer pakjes sigaretten dan cadeaupapier. Een rolletje sinterklaaspapier, dat was alles wat moeder vond. Ze besloot dat wc-papier minder gek was dan sintpapier.

Een jaar of zes eerder had ze op Koninginnedag ooit mijn fiets versierd met wc-papier. Ik was het enige kind in de fietsoptocht dat bij voorbaat wist dat de prijs voor fraaist versierde fiets aan zijn neus voorbij zou gaan.

 

Om half negen waren de meisjes er als eersten bij op het schoolplein. Ze stonden in de rij om hun presentjes aan meneer Van der Muiden of Muiden te overhandigen. Rood papier met gele bloemen zag ik. Effen groen. Blauw met cirkeltjes in allerlei kleuren. Zelfs pakpapier met een strik eromheen van met schaar gestreken krullen.

Ik voelde in mijn jaszak. Mijn nagels krasten nerveus over het wc-papier. ‘Tjonge, wat zou daar nou inzitten’, grapte meneer Van Muien toen hij van een klasgenoot een flesje bier aannam, gewikkeld in kleurrijk papier. ‘Daar ga ik dit weekeinde eens lekker van genieten.’

 

Of meneer Vermuil blij was met de sigaretten, wilde mijn moeder weten toen ik na het ochtendprogramma thuis kwam voor een boterham. ‘Ik geef het vanmiddag’, zei ik. ‘Niet vergeten’, zei moeder.

Onderweg naar school voelde ik onafgebroken in mijn jaszak. Zou de meneer wel eens vaker een cadeautje hebben gekregen dat was verpakt in wc-papier? Vast wel. Of nee, natuurlijk niet. Of wel. En zou het hem uitmaken? Nee, wat doet het er toe? Veel. Of nee, niks. Toch wel. Of niet.

In de kleine pauze moest het dan maar gebeuren. Meneer Muiderslot had pauzedienst en wandelde heen en weer over de speelplaats. ‘Meneer, dit moest ik aan u geven. Van mijn moeder.’ Stomme tekst. Ik kneep nerveus in het pakje in mijn jaszak. ‘En dank u wel. Voor het jaar’, herstelde ik en reikte het pakje aan.

Hij nam het aan, keek naar het pakje en naar hoe flarden wc-papier wapperden in de wind. Manneke Pis had zich ontdaan van het papier. ‘Kijk eens aan’, zei de meneer.

‘Het is wc-papier’, hoorde ik mezelf zeggen. ‘O’, zei de meneer. ‘Ik dacht dat het een pakje sigaretten was.’ En daarna: ‘Daar ga ik straks in de les eens lekker van genieten’.