Columns > Dada is terug

Dada is terug

Dada is terug. Met dank aan Banksy, de maker en – naar we mogen aannemen – vernietiger van ‘Meisje met ballon’. Direct nadat het afgelopen zaterdag op een veiling voor bijna 1,2 miljoen euro werd afgehamerd, ging het werk door een stiekem in de lijst ingebouwde papierversnipperaar.

 

Dada, bedacht zo rond 1916, is antikunst. Via Wikipedia vond ik een citaat van een van de grondleggers van de stroming: ‘De dadaïst acht het noodzakelijk om zich tegen de kunst uit te spreken, omdat hij door de oplichterij van kunst als morele veiligheidsklep heen kijkt’.

 

Ik was 17, zat op de havo en had een leraar Nederlands die dol was op dadaïsme. Die leraar, Ton, was kampioen in erotische verhalen voorlezen en kon daarnaast ook nog eens enthousiast vertellen over kunstenaars die kunst onzin vonden. Ik luisterde ademloos naar wat de dadaïsten zoal bedachten en hield er een argwaan aan over tegen zelfbenoemde geëngageerde kunstenaars. Van bouwers van wilde stellages, schrijvers van boos drama en schilders die woest met potten verf tekeergingen – kunstenaars die beweerden dat hun werk een aanklacht was tegen het een of ander.

‘Ik had natuurlijk iets aan de armoede kunnen doen, maar ik heb ervoor gekozen om het te verbeelden in deze aquarel. Dat is mijn manier van verzet’ – van die kunstenaars dus. In die tijd al fietste in mijn Tilburg een pater rond die elke ochtend in alle vroegte zakken brood aan de deurklinken hing van mensen die geen geld hadden dat zelf te kopen. Kwam er maar eens om, bij die kunstenaar met zijn protestlied, schreeuwgedicht of litho afdruk 100 van 800.

De dadaïsten doorzagen ver voor de Tweede Oorlog al die theatrale nonsens en dreven er de spot mee. Leraar Ton kreeg pretoogjes als hij vertelde over Marcel Duchamp. Duchamp, de verpersoonlijking van dada, presenteerde schijnbaar willekeurige industriële producten als kunst. Probeer maar eens tegen te spreken dat een urinoir geen kunstwerk is als het wordt gepresenteerd als kunstwerk.

Maar het mooiste verhaal van leraar Ton vond ik toch dat van de tekening van de olifant. Ik heb het op internet nergens kunnen vinden en misschien is er dan ook niks van waar, maar ik geef het toch maar wat graag door. Duchamp bezocht volgens het verhaal van docent Ton ergens in de jaren twintig van de vorige eeuw het atelier van een bevriend schilder en tekenaar en vroeg hem om een potloodtekening. Een tekening die met vette lijnen was neergezet. Hij kreeg een tekening van een olifant. Duchamp leende een gum en was er uren zoet mee om de hele tekening uit te gummen.

Niet lang daarna hing het ietwat beschadigde maar verder lege vel papier in een museum. Titel: ‘Uitgegumde olifant’.

Het heeft bijna honderd jaar geduurd, maar dada is er weer.