Columns > Bot

Bot

Beste werkzoekende klanttevredenheidscursusleiders, bel mij. Ik heb mogelijk een leuk projectje voor u. Een kapsalon in Den Bosch. Eentje waar je zonder afspraak welkom bent.

Twee dames heten je er zowat tegelijkertijd welkom en bieden een stoelin het zithoekje aan. En zeggen sorry dat het misschien wat langer duurt. Want eigenlijk zouden ze met zijn drieën zijn, maar eentje moest er plots naar huis. Een sterfgeval. Ze heeft zich ziek gemeld. Daarna richt de ene kapster zich tot haar collega. ‘Jij reageerde wel enorm bot hoor. Dat zeg je toch niet, ‘Ik hoop wel dat je er morgen weer bent’. Dat kun je gewoon niet maken.’

Dat vrouwen in tegenstelling tot mannen wel kunnen multi-tasken, is een fabel. De kapsters praten of knippen. Niet allebei. Vandaag is een dag dat er gepraat moet worden. ‘Ja, maar ik vind het gewoon zwaar klote. Sta ik hier tot negen uur. En ik snap het best hoor, dat ziekmelden en zo, maar jee.’ – ‘Ja, en ik snap jou ook hoor. Ik weet hoe jij in elkaar steekt. En dat je dat er dan uitfloept. Maar jee.’

Zo gaat dat even door en dan vraag je beleefd hoe lang het nog gaat duren voor je aan de beurt bent. Niet lang. ‘Nee, ik hoef alleen bij haar nog het haar te drogen’, wijst ze naar een meisje in één van de kappersstoelen. ‘Maar zij heeft zulk dun haar, da’s zo gepiept. En dan bent u aan de beurt. Nou ja, bijna dan. Ik moet wel even een sigaretje roken hoor. Want wat een dag, jee.’

Het dunne haar is droog en mag afrekenen. Tijd om een fout te ontdekken. ‘Jij bent toch De Vries?’, vraagt de kapster aan het dunne haar. Ja, ze is De Vries. ‘O jee, ik heb de vorige klant aangeslagen als De Vries. Dan ben jij nu dus Timmermans. Wissel ik straks wel om. Jee, hoe ga ik dat voor elkaar krijgen?’ Kwestie van vijf minuten over nadenken.

Vanachter het tafeltje met de Linda’s en Privé’s van december 2014 ziet u haar zitten aan de andere kant van het raam, op een bankje. Ze rookt en belt. En u kunt wel raden waar het gesprek over gaat. Over die collega die zich zomaar ziek meldde vanwege zoiets onbenulligs als een sterfgeval.

Binnen gaat het er ook over. De kapster daar legt geduldig aan een klant uit waarom het zo druk is. ‘Dus zij meldt zich ziek. En wat zegt die collega van me? Ik hoop dat je er morgen weer bent! Nou, dat zég je toch niet? Jee!’ De verslaglegging gaat door als de deur open gaat omdat de rookpauze er op zit. Ze kijkt boos als ze hoort dat het over haar gaat, over hoe bot ze was.

Maar wie en wat er ook bot is, niet haar schaar. Driftig knipt ze uw haar. En haar vinger. ‘O jee! Ben zo terug.’