Columns > Wij zijn ons brein (3 en slot)

Wij zijn ons brein (3 en slot)

Wat vooraf ging: technologie maakt het, op best wel korte termijn, mogelijk dat alle menselijke hersenen van de wereld met elkaar in contact staan. Dat leidt op termijn tot de opheffing van privacy en tot één collectieve intelligentie en bewustzijn.

 

Het duurt nog enkele tientallen jaren en dan zijn we met tien miljard mensen op de wereld. Dat wordt een zootje, tenzij die tien miljard mensen de handen ineenslaan. Of nee, de hersenen ineenslaan. Dat ze, dankzij op internet gebaseerde verbindingen, alle kennis, overtuigingen en gevoelens met elkaar delen. Non-stop, real-time.

Zo worden die tien miljard mensen één mens. Die zowat letterlijk bergen kan verzetten. Of in ieder geval de ruimte kan veroveren, ziekten kan uitbannen, milieuproblemen kan oplossen en nog wat dagelijkse beslommeringen het hoofd kan bieden. En geen enkele vorm van individuele persoonlijkheid meer kan beschermen of zelfs maar koesteren.

 

Het kan technisch nu al of anders toch zeker binnenkort, zo leert een zoektocht op internet me. Wat ik al snuffelend ook ontdekte: we moeten ons niet afvragen of we dit wel willen – nee, we moeten er haast mee maken. Want computersystemen doen het al en het zou zomaar kunnen dat zij dit proces eerder onder de knie hebben dan wij.

Ik gooi er een nice-to-know-feitje in, gehoord van een zoon aan mijn ontbijttafel. Naar het schijnt was het onlangs ook op tv. YouTube toont u filmpjes waarvan YouTube meent te weten dat u die graag wilt zien. Vraag aan de medewerkers van YouTube niet hoe ze dat doen, want dat weten ze niet. De reden: hun computerprogramma heeft een computerprogramma ontwikkeld dat een computerprogramma ontwikkelde dat dit voor elkaar kreeg. Er is, letterlijk, geen mens die weet hoe het werkt. En ook niet wat dat programma verder nog gaat ontwikkelen. Dat computerprogramma van YouTube heeft een eigen leven en er is niemand die weet waar dat leven toe leidt.

Terwijl wij ons afvragen of we het wel moeten willen dat onze hersenen zich voor elkaar openen en één groot menselijk privacy-loos systeem ontwikkelen, doen onze computers het al. Het is de vraag wie het eerst klaar is.

 

Moeten we bezorgd zijn over deze kunstmatige en binnenkort collectieve computerintelligentie? Of moeten we de schouders ophalen en vaststellen dat we op ieder moment de stekker eruit kunnen trekken?

Het antwoord staat op pagina 237 van ‘De antwoorden op de grote vragen’ van Stephen Hawking, vorig jaar kort na zijn dood gepubliceerd: ‘Mensen vroegen een computer: is er een god? En de computer zei: nu wel. En liet de stekker vast smelten in het stopcontact’.