Columns > ‘Vind je dat mooi?’

‘Vind je dat mooi?’

In de vijfde klas van de lagere school – tegenwoordig heet dat groep 7 – moest ik het doen met juffrouw Netty. Geen idee hoe vreselijk uw jeugd was, maar troost u met de gedachte dat u niet, zoals ik, juf Netty in de vijfde klas had.

In de eerste klas had ik juffrouw Broeke of Broeken en had ik als vijf- of zesjarige nog niet het besef dat ik vier jaar later wel had. Ik vond juffrouw Broeke of Broeken bloedmooi en dat vertelde ik met enthousiasme thuis. Het leidde ertoe dat mijn vader ooit vijf minuten te laat voor het oudergesprek haar de hand schudde. ‘Ik keek door het raampje in de deur van de klas, zag haar zitten en dacht: dat kan ze niet wezen. Ik heb minutenlang lopen zoeken waar ik dan wel moest zijn’, aldus mijn vader later.

Juffrouw Netty was qua uiterlijk misschien minder lelijk of mogelijk zelfs mooi, geen idee – maar gottegot, wat een rampjaar bezorgde ze mij.

Over haar seksuele voorlichting schreef ik hier al eens eerder. In groepjes van twee moesten we bij haar bureau komen en daar werden we geacht een paar minuten te kijken naar tekeningen van de dwarsdoorsnede van de onderlijven van een vrouw en van een man. Als er nog vragen waren, moesten we bij onze ouders aankloppen. Voor mij was het allemaal heel duidelijk en dus kon ik diezelfde middag thuis bij mijn oudere broer aanwijzen waar ongeveer zijn eierstokken zaten.

Mijn ouders vonden het heel grappig en verzuimden te vertellen waar die dingen dan wel zaten.

 

Terug naar juf Netty. Het is tekenend dat ik me het gezucht nog kan herinneren van kapelaan Wijnakker die wekelijks godsdienstles gaf. Dat begon en eindigde met mopjes en daartussen zat een mooi Bijbelverhaal. In alle klassen kwam de kapelaan – ook te bestellen voor kinderfeestjes en dan deed ie goocheltrucs – ermee weg, maar niet in de vijfde klas van juf Netty. ‘Wilt u de moraal van uw les dicteren aan de kinderen, zodat zij het opschrijven en ik hen kan overhoren?’ Waarna die diepe zucht van de kapelaan kwam.

En dan was er die ene tekenles. Juf Netty had boekjes uitgedeeld met foto’s van schilderijen. Of we er eentje wilden uitkiezen om ons daardoor te laten inspireren. Ik bladerde achteloos door Melkmeisjes en Nachtwachten en stopte met omslaan toen ik ineens een foto van een Karel Appel zag.

Juf Netty had het meteen in de gaten, sprong op van haar stoel en was in drie stappen bij mijn lessenaartje. ‘Vind je dat mooi?’

Dat was geen vraag, het was een beschuldiging.  Waarop er maar één goed antwoord  mogelijk was. ‘Nee, juffrouw.’  ‘Nee natuurlijk is dat niet mooi’, zei juffrouw Netty. ‘Het lijkt nergens op. Schilderijen moeten ergens op lijken. Kies maar snel een schilderij dat ergens op lijkt.’

 

De eerste keer dat ik iets zag dat als moderne kunst doorging en ik mooi durfde te vinden, was tijdens een bezoekje aan Rotterdam – jaren later. Daar stond ik oog in oog met De Verwoeste Stad van Zadkine. Ik had zelfs de uitleg van mijn vader over het bombardement op Rotterdam niet nodig om onder de indruk te zijn.

Gisteravond kwam het kunstwerk even voorbij in Zomergasten. Advocaat en zomergast Inez Weski vertelde dat ze met haar kleinkinderen er wel eens bij stil had gestaan en er wat over had verteld. Wat ze erover had gezegd bleef onduidelijk, maar wat het ook was – ze deed het beter dan juf Netty.