Columns > Storm in een glas water

Storm in een glas water

In de Chinese stad Liuzhou was het water dertig jaar geleden gratis. De inwoners van het stadje haalden het water met emmers uit de toen nog kraakheldere rivier. Klaar voor consumptie. Dertig jaar later is Liuzhou een, voor Chinese begrippen, kleine stad met 1,5 miljoen inwoners en is de rivier sterk vervuild. Inwoners betalen gemiddeld een kwart van hun maandinkomen aan drinkwater. Dat water is minder schoon en smakelijk dan het water dat ze dertig jaar geleden uit de rivier schepten.

 

Ik wil het met u over water hebben. Over zoet water. Zoet water, dat is 2,5 procent van het water op de wereld. De rest van het water is zout en niet te drinken. Giftig zelfs.

Dat is niet veel, 2,5 procent. Maar wij, mensen, moeten het doen met nog minder. Want twee-derde van het zoete water ligt opgesloten in ijskappen en gletsjers. Er blijft zo nog maar 1 procent over. ‘De Tovenaar en de Profeet’* – een boek waarvan ik al twee maanden lang vijf pagina’s per dag lees – laat me weten dat die ene procent een bol van 270 km vormt.

Mocht u denken dat dit niet veel is voor de tien miljard mensen die binnenkort de wereld kaal vreten: het overgrote deel van dat water zit in de grond. En daarvan is het grootste deel onbruikbaar en/of ontoegankelijk. Voor mensen blijft er een bol water over van 56 km doorsnede. Een groot deel daarvan gebruiken we om planten mee te besproeien, dieren hun dorst mee te lessen, cement mee te draaien of onze poep mee door te spoelen.

U maakt zich terecht druk over de uitstoot van Co2, rekent uit wanneer u uw zonnepanelen heeft terugverdiend en verdiept zich in de geheimen en geneugten van een energie-neutrale woning – maar wordt het niet eens tijd om na te denken over water?

Water wordt schaars. Niet in Canada en Noorwegen, maar wel in zo ongeveer de rest van de wereld. Met name in grote delen van Afrika en China, in het westen van de Verenigde Staten en in het Midden-Oosten. Water is in de strijd van Israël tegen de Palestijnen al decennialang een krachtiger wapen dan bommen en granaten.

 

En dan moeten we het ook over Nederland hebben. Ik neem u mee naar een week geleden.

Het is een doordeweekse dag en ik tik teksten over een waterbergingsgebied bij Den Bosch. Boeren hebben er hun vruchtbare land verkocht, zodat in tijden van wateroverlast de boel daar onder water kan worden gezet. Dat is nodig, tik ik in opdracht van klant Waterschap Aa en Maas – extreme wateroverlast komt steeds vaker voor en dus moeten we ruimte creëren om zoet water op te slaan.

En terwijl ik dat tik, plopt er een nieuwsalert op van mijn regionale krant. Ergens in de regio is een huis verzakt. Oorzaak: extreme droogte. Ik zoek naar informatie en lees dat ik, gemeenteraadslid, moet aandringen op de aanleg van poreuze rioolbuizen. Want het water van die riolen kan in de grond sijpelen en zo kan het grondwater een blijkbaar gewenst niveau houden. Dat is vanwege toenemende droogte nodig. Dat is vanwege dreigend watergebrek nodig.

Ik lees het, klik door, lees meer en klik weer door en lees weer meer. En raak steeds meer de weg kwijt. Word heen en weer geslingerd tussen wateroverlast (trefwoord: Itteren) en droogte (trefwoord: hitte) en besef dat ik zo veel meer weet van gasloos bouwen, windmolens en de doelstellingen van Parijs dan van water.

Wil iemand het me uitleggen?

 

 

* De Tovenaar en de Profeet, Charles C. Mann. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2018. ISBN 978 90 468 2385 9.