Columns > Op het dak van Grasso

Op het dak van Grasso

Met die nagemaakte put op de Markt hebben Bosschenaren weinig, zo blijkt uit het gebrek aan financiële bijdragen aan het Anton Pieckerig namaakmonumentje. Het opnieuw bouwen van de verloren gegane Piekenpoort – idem dito. Bosschenaren zijn trots op hun historische stad, maar gruwen bij het idee dat de binnenstad een openluchtmuseum wordt, zoiets als het vestingstadje Heusden. Leuk als decor voor een remake van Floris of Thierry de Slingeraar, maar niet om in te leven. En juist de Bossche binnenstad is een woonwijk – 12.000 inwoners, kom er maar eens om in steden van vergelijkbare grootte.

Daar komt bij: de stad heeft nog zoveel prachtige herinneringen aan tijden die minder vervlogen zijn. Aan de eeuwen na die schilder van ‘het maakt niet uit wat u doet, u komt toch in de hel’.

 

Gisteren stond ik op het dak van Grasso. Ik heb geen last van hoogtevrees, maar wel van smalle trappen en steigers met losliggende planken. Maar ik stond er toch maar. En keek uit over de prachtige wijk Boschveld en liet me door twee heren vertellen wat er allemaal werd gerestaureerd en gerenoveerd aan dat 105 jaar oude fabrieksgebouw. En vooral: waar bouwvakkers vol respect vanaf bleven.

Bosschenaren zouden van Grasso moeten houden zoals Eindhovenaren van Philips. Ik roep hierbij de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch op om rondleidingen te organiseren in het gebouw. Wijs bezoekers op de kogelgaten in de gevel. Vertel ze hoe werkloos geraakte werknemers eigenhandig na de beschietingen in de Tweede Wereldoorlog het gebouw steen voor steen weer opbouwden. Vertel hoe het bedrijf voor de oorlog al eens van eigenaar wisselde en hoe de nieuwe baas de bedrijfsnaam niet durfde te vervangen. Vertel over de roemruchte transformatoren, waarvan er nog eentje in een van de verder lege bedrijfshallen staat – steek een stekker in het stopcontact en het ding doet het weer. ‘En zet de hele Parallelweg in het donker’, grapte een meneer gisteren.

 

Grasso. Opgericht in 1858. Groot geworden met stoommachines. En daarna machines voor fabrikanten van margarine en daarna weer met andere dingen. Wikipedia weet nog hoe hard de arbeiders in de negentiende eeuw moesten werken in de fabriek. Hoe lang de werkdagen waren en hoe schamel de verdiensten.

Kan zijn. Maar Grasso werd toch maar mooi de trots van de stad. Meer dan driehonderd mensen werkten er zo rond 1920. Het ging daarna rap bergafwaarts en na de oorlog volgde overname na overname en wisselden logo’s en directeuren elkaar in een behoorlijk tempo af. Het is nog te zien daar aan de Parallelweg. Grasso is ingeklemd tussen gebouwen van Grenco en GEA, allebei min of meer rechtsopvolgers van het bedrijf. Die latere ondernemingen kozen voor troosteloze, sneue gebouwen. Zie daar maar eens van te houden. Onbegonnen werk.

Dan Grasso. Met zijn fiere gevel die associaties oproept aan een kerk. Zijn kogelgaten in de stenen, zijn fraaie dak, zijn nog fraaiere glas-in-lood-ramen en zijn prachtige transformator die het nog steeds doet. Als iemand tenminste de stekker in het stopcontact steekt.