Columns > Onze vader

Onze vader

‘Zeg maar gewoon Laurens.’ Dat is mijn melige standaardreactie als iemand mij aanspreekt met God of Jezus. Dan zeg ik dat ik had beloofd te zullen koken en dat het er helaas niet van kwam en dan verzucht een gezinslid ‘Jezus’. Of ik vertel een bekende dat ik heel hard door de gevaarlijke en dus beruchte fietstunnel in ons dorp ben gegaan en dan zegt die bekende ‘O god!’

‘Zeg maar gewoon Laurens’, zeg ik dan. Ik vind dat grappig.

Sinds gisteren weet ik dat het zo gek niet is om me aan te spreken met die grondleggers van het christendom. Met dank aan de hobby van broer Henk: ik stam af van Jezus en, voor de mensen die geloven in de onbevlekte ontvangenis, daarmee dus ook van God.

Die hobby is zijn onderzoek naar de stamboom van mijn familie. Genealogie. Broer Henk wroette aan de kanten van zijn en dus mijn vier grootouders in wie hun ouders waren, grootouders en zo verder. De, wat mij betreft, meest indrukwekkende verhalen vond hij in het lijntje dat via mijn oma aan de kant van mijn vader loopt. Dat lijntje is echter kort. Als er geen rijke en of adellijke dames en heren in zo’n boom voorkomen, zo rond 1700 loopt het spoor dan al dood. En verder zijn de boeiende verhalen nog geen honderd jaar oud.

 

Maar dan de moeder van mijn moeder. Ik wist tot voor kort slechts dat ze de dochter van een slager uit Etten-Leur is en dat ze om die reden de schrik van de slagers in Eindhoven was, waar ze met haar man hun zes kinderen grootbracht. Waaronder dus mijn moeder. Oma wist meer van biefstuk dan de slagers die het verkochten en wist daarom haarfijn te vertellen wat er niet deugde aan het zevende lapje gezien van links in de vitrine en waarom ze dus het achtste lapje moest hebben. ‘Die daar. Nee, niet die. Die daarnaast.’

Wat ik niet wist: tussen haar en een heuse jonkvrouw zitten maar vijf generaties. Vanaf die jonkvrouw, Maria Catharina Henricus van Brecht, wordt het spannend. Via bastaarden, jonkers, een ridder, ‘Kwaaie Wouter’ (een heer van Egmond) en graven van Luxembourg komen we uiteindelijk bij wat koningen. En nog iets verder terug bij niemand minder dan Keizer Karel. Ook wel bekend als Karel de Grote. (De kans dat uw stamboom daar ook uitkomt is trouwens bijna honderd procent, zo schijnt het.)

Daarna werd de zoektocht voor broer Henk gemakkelijk, vermoed ik. Want over de groten der aarde is alles netjes vastgelegd en zelfs met wat kliks via Wikipedia te vinden. Keizer Karel is een directe afstammeling van Clodomir I en zijn vrouw Sarah. Die Clodomir werd, houdt u vast, geboren in het jaar 3.

Mijn broer heeft onze stamboom afgepeld tot het jaar 3.

Sarah was een stuk jonger dan haar man, zo wil het verhaal. Dat verhaal is de wereld in gefantaseerd door trotse leden van de stam van Merovingers, waarvan Clodomir de baas was. Sarah was, zeg maar, een immigrant. Een vluchtelinge. Ze kwam uit, wat we later zouden gaan noemen, het Heilige Land. De Romeinen hadden daar haar vader gekruisigd. Dat was voor haar moeder, de vrouw dus van Jezus, reden om er rap vandoor te gaan met dochterlief. Ze streken uiteindelijk neer in Frankrijk, waar Sarah trouwde met Clodomir en op haar 25ste een dochter kreeg.

67 generaties later schrijft een directe nazaat er een stukje over. Leuk voor de leden van de 68e generatie, zijn drie zonen en dochter dus. En voor de 69e generatie die op komst is.

Die weet dan dat God inderdaad Onze Vader is.