Columns > Of ze zijn dood

Of ze zijn dood

‘Vijftig jaar geleden was het echt heel anders’, zei de man naast me. We stonden in de rij bij de garderobe van het Chassétheater in Breda. ‘Lex Goudsmid deed het toen ook heel goed hoor. Maar Thomas Hoe-heet-ie is misschien nog wel beter. Nou ja, het is natuurlijk ook niet te vergelijken.’

‘Je moet het in zijn tijd zien’, lepelde ik een cliché op. ‘Zo is het’, zei de man en nam zijn jas aan. En die van zijn vrouw.

U begrijpt: ik was gisteren bij Fiddler On the Roof, een werkelijk schitterende musical. Dat zegt wat, als ik zoiets schrijf. Want ik haat musicals. Zodra je als toeschouwer jezelf een beetje begint te identificeren met de hoofdpersoon, gaat die man of vrouw zingen. Dan weet je: o ja, het is niet echt. Weg betrokkenheid. Musicals verbinden het slechtste van toneel met het slechtste van een muzikaal optreden. Te veel zang om enorm getroffen te zijn en te veel gepraat om lekker mee te deinen en zingen.

Maar Thomas Acda, zo-heet-ie, was geweldig en dus hadden mijn vrouw en ik een fijne zondagmiddag daar in Breda. Waarbij we, om ons heen kijkend, het gevoel hadden dat we zo ongeveer de jongsten waren daar op het balkon.

 

Waar zou de Nederlandse musical zijn zonder bejaarden? Eén: de spelers zouden ’s avonds eerder thuis zijn, want het duurt nogal voordat iedere bezoeker al schuifelend zijn en haar plekje heeft gevonden. Twee: de zalen zaten maar voor tien procent vol.

Zoiets geldt ook voor de restaurants. Via de Maasroute reden we naar huis en besloten we tot een hapje in een restaurant aan de A2 bij Rosmalen. Ook daar waren we de jongsten. Een bejaarde man beklaagde zich bij de ober dat hotel-restaurant Fletcher zo beroerd te vinden is en de ober zei dat McDonalds haar bordjes wat groter zou moeten plaatsen.

Fletcher zit naast ‘de Mac’, moet u weten.

 

Naast ons zaten vier senioren. Eén man en drie dames. Ze vertelden over de apparaten die ze de laatste jaren hadden gekocht en weggegeven aan hun kinderen. ‘Zo’n snijmachine, je doet er uiteindelijk dus niks mee’, aldus een van de dames. ‘Ik heb zo’n friteuse die niet stinkt, dat is wel fijn. Ook voor kleine porties’, zei de ander.

Toen kwam het dessert. ‘Jouw dame blanche klopt niet. Je ijs is bruin en de warme chocoladesaus ontbreekt’, wist dame nummer drie. ‘Ik heb geen dame blanche besteld. Ik bestelde chocolade-ijs’, zei de man. ‘En toch is het geen dame blanche’, hield de vrouw vol. ‘Er hoort saus bij. Chocoladesaus. Warm.’

We vergaten bijna met elkaar te praten, mijn vrouw en ik. Rechts van mij, links van mijn vrouw – RTL had er camera’s omheen moeten zetten. Reality tv. ‘Drinkt er bij jou nog wel eens iemand bier?’, onderbrak een dame de man die net begon te vertellen wat er allemaal op zijn computer spontaan ‘binnenkwam’.

‘Nee’, schudde de dame blanche-kenner het hoofd. ‘Ik heb laatst voor mijn verjaardag een krat bier gekocht. Ik bleef er mee zitten. Want wie er ook op mijn verjaardag kwamen: of ze lustten geen bier of ze waren al dood’.

Er werd geknikt.