Columns > Ik drink stiekem

Ik drink stiekem

Mijn eerste slok bier gleed in 1972 door mijn keel. ‘Alsjeblieft’, zei de man die het glas in mijn hand drukte. Ik was twaalf jaar, het was carnavalsmaandag en de meneer die me het pilsje gaf was lid van de Tilburgse Raad van Elf. Ik deelde het glas met een vriend van me en we logen tegen elkaar dat het lekker was. Diezelfde middag kochten we samen voor een gulden een tweede glas en logen we weer.

Dat was toen. Nu is het donderdag en donderdag is dag 23. Wie net als ik meedoet aan de actie IkPas weet waar ik het over heb. Veertig dagen geen alcohol drinken, daar gaat het om bij IkPas.

Vorig jaar liet ik me voor het eerst verleiden om me 40 dagen lang niet te laten verleiden. De eerste vrijdag ging het mis met een flesje Jupiler tijdens de vrijdagmiddagborrel (‘Doe niet zo flauw man’) en een week of wat later was er een al maanden eerder geplande bierproeverij. Ik strafte mezelf door er vier extra dagen aan te plakken.

Wat ook een beetje per ongeluk was, ik had geen idee wanneer die IkPas-periode afliep.

 

Passen is fijn. Vooral ’s morgens. Wie de avond daarvoor niks drinkt, wordt frisser en fitter wakker. Maar dat wisten de matige of niet-drinkers onder de lezers al.

Wat ze mogelijk niet weten: dat het lastig is als je uit een nest komt waar bier en wijn gewoner waren dan melk en water. Waar een flesje Brouwers, zo heette het Albert Heijn-bier in de jaren zeventig en tachtig, het einde van een werkdag inluidde. Waar vader elke zaterdag en zondag kookte en dat daarbij net zo vaak een slok werd genomen als er in een pan werd geroerd. En mijn vader roerde wat af.

Bij het oplossen van kruiswoordpuzzels hoorde ook een flesje bier. Of twee. Mijn vader puzzelde nog vaker dan dat hij in pannen roerde.

Voor u gaat bedenken dat dronkenschap in huize Van Voorst de normaalste zaak van de wereld was – geen sprake van. Er werd niet gezwalkt, er was niemand laveloos, er viel geen mens beschonken van de trap en er had sowieso niemand een kwade dronk. Geen gevloek en getier door drank, laat staan een handgemeen. Mijn vader was na drie flesjes bier niet veel anders dan u na drie glazen spa.

Dat veranderde toen mijn vader de 70 passeerde. Hij kreeg last van ochtendgriep. Zo noemde mijn moeder dat. ‘Pap wordt ’s morgens grieperig wakker. In de loop van de middag knapt hij op.’ En nee, er hoefde geen dokter te komen.

 

Ik weet niet veel over erfelijkheid, maar het is voldoende om elk jaar veertig dagen te passen. Meer dan de alcohol zelf, mis ik de door mezelf bedachte gezelligheid die erbij hoort. Wijnglazen vind ik gezellig. Net als whiskyglazen. Dus drink ik cassis uit een glas dat bedoeld is voor rode wijn. Net echt. Nog echter: een scheut Rivella in een whiskyglas. Kleine scheutjes, goed voor niet meer dan een bodempje.

Het is zo bespottelijk dat ik de namaak-whisky bij voorkeur drink als er niemand in de buurt is. Een stiekeme drinker, dat ben ik.