Columns > Het verhaal van de hond Max

Het verhaal van de hond Max

Toen ik 10 of 11 jaar werd en mijn verjaardag op een woensdagmiddag vierde, kreeg ik van drie kinderen het boek ‘Het verhaal van de hond Max’. Nee, niet van drie kinderen samen dat ene boek – van elk kind een exemplaar daarvan.

De reden ontdekte ik een paar dagen later, toen ik met mijn vader naar de supermarkt ging. Iets voorbij de wasmiddelen en de tandpasta lag daar een stapel van precies dat boek. Door de lokale inkoper van Albert Heijn ergens op de kop getikt en voor een idioot laag bedrag te koop aangeboden.

Veel goedkoper dan de Lego die ik wél leuk vond.

 

Vanaf dat ik kon lezen, schrijf ik. Maar als het om lezen ging – verder dan de Okki, Taptoe en Donald Duck ben ik in mijn kinderjaren nooit gekomen. Op de middelbare school worstelde ik me door de verplichte 25 romans Nederlands en de twaalf voor elke buitenlandse taal. In een vlaag van luiheid en arrogantie zette ik een stapeltje zelfgeschreven gedichten op de boekenlijst van Nederlands. ‘Hier en daar zit er wel een soort van pareltje bij’, vond mijn docent Nederlands. ‘Hij vond het pareltjes’, vertelde ik vrienden na afloop van dat gesprek.

Duitse boeken waren helemaal vreselijk en dat leidde tot een boek op de lijst dat niet bestond. Kwestie van zelf een titel en een synopsis bedenken en dan naar de bieb – langs kasten vol Duitse boeken slenteren en een naam noteren die op de ruggen vaak voorkomt.

‘Ik dacht toch echt dat ik al zijn boeken had gelezen’, zei de docente tijdens het mondeling tentamen. ‘Maar dit boek van Heinrich Böll – werkelijk nog nooit van gehoord. Vertel, waar gaat het over?’

Ik heb me na mijn schooltijd omringd met lezers. Ik leerde mijn vrouw kennen, die in staat was in moordend tempo de dikste boeken te lezen en onderwijl televisie te kijken, de radio te volgen en met mij én anderen te babbelen. Toen ik een poos werkgever was, had ik louter lezers in dienst. Die het zowat dagelijks hadden over de nieuwst Tessa de Loo of hoe mooi IM van Conny Palmen was.

 

Wat ik me nu al maandenlang afvraag: wat is er met me gebeurd dat ik sinds een jaar of drie als een gek aan het lezen ben geslagen? Vooral non-fictie trouwens, maar daarom nog niet minder verwonderlijk. Lijvige pillen over Trump, Johan van Oldenbarnevelt, Joop den Uyl, dat de meeste mensen deugen, de geschiedenis van de mensheid, zowat alles van Geert Mak en tussendoor bij wijze van lunchpauze een roman.

Ik ben een lezer. Van de ene op de andere dag geworden en het bevalt nog ook.

Wat ik me nou afvraag: zou het kunnen zijn dat ik op een ochtend wakker word en ineens een ontzettende handige klusser blijk? Dat ik leertjes in kranen ga vervangen, rolgordijnen bevestig en bij al mijn kinderen in hun tuinen houten schuurtjes timmer of – als ze geen tuin hebben – de hele elektra op een zaterdagmiddag vernieuw? Om vervolgens te zeggen dat ze die zonnepanelen niet moeten laten leggen. ‘Dat doet papa wel even.’

Vast.