Columns > ‘Het is ineens zo stil’

‘Het is ineens zo stil’

U bent een warm mens. Wijs ook. U vindt, weet en doorvoelt dat iedereen ertoe doet. Iemand afwijzen vanwege een fysiek mankement, het komt niet in u op.

Ik ben net als u.

 

U moet het niet verder vertellen, maar als mijn puntje bij het paaltje van iemand met een handicap, beperking of belemmering komt – dan moet ik krampachtig mijn best doen om niet krampachtig mijn best te doen.

Afgelopen vrijdag mocht ik een debat leiden over geluk en daar deden allerlei mensen aan mee. Waaronder mensen die het lichamelijk niet enorm hebben getroffen en waarbij de weg naar geluk daarom wat meer gedoe geeft dan voor een willekeurig ander.

Iris is zo iemand. Iris is doof en dat maakt haar naam best bijzonder – alsof haar ouders bij de bevalling al wisten dat haar gezichtsvermogen beter zou werken dan haar gehoor. Ik mocht Iris interviewen. Dat interview werd bekeken en beluisterd door een vol zaaltje in een dorpshuis. Onder de aanwezigen waren zeven andere dove mensen, enthousiast meegenomen door Iris. Het werd een avond van wat ongemakkelijke momenten en mooie ervaringen.

 

Ongemakkelijk moment één tijdens het interview. Ik stel Iris een vraag, Iris antwoordt in gebarentaal en achter me staat een gebarentolk die voor de vertaling in gesproken woorden zorgt. En wat doe ik? Ik draai me om naar waar het geluid vandaan komt en kijk dus naar de tolk. Dat is logisch en lomp.

Ongemakkelijk moment twee. Waar ik zo nu en dan andere geïnterviewden onderbreek – twaalf deelnemers en vier stellingen in amper een uur, dan moet de vaart erin – laat ik Iris ongestoord handgebaren. Iemand van de organisatie tikt vanaf een zijlijn op haar horloge. Ik loop uit. Maar jeetje, wat voelt het onaardig om iemand die doof is te onderbreken. Al is het maar omdat ik behalve dove Iris ook de hard werkende doventolk onderbreek.

Om mezelf een beetje in het reine te schrijven: ik besef het allemaal terwijl het gebeurt en zeg het hardop. Wat de tolk dan weer hand-gebarend vertaalt. Iris moet er om glimlachen en gooit er nog wat hele lange zinnen in. Die ik wederom niet afkap.

 

En dan heb ik het nog niet gehad over wat voor gedoe het is om acht dove mensen min of meer gewoon mee te laten doen op zo’n avond. Maar liefst vier tolken zijn daarvoor nodig. Dat kost wat ja. Vooral voor de dove aanwezigen zelf, want ze zijn gebonden aan een maximum aantal tolkuren per jaar. Dertig uren voor leuke dingen naast studie of werk. Verzoek: turf even hoeveel uren u leuke dingen doet per jaar. En fantaseer dat u iemand nodig hebt om het mee te kunnen maken.

Ook goed om te weten: de organisatoren van de avond bewijzen de dove deelnemers niet echt een dienst om een hoop teksten op een groot scherm te presenteren. Gebarentaal heeft een compleet andere grammatica dan geschreven taal en dus duiken doven niet massaal in kranten, tijdschriften en boeken.

Wist u niet hè? Wat u vast ook niet wist: de Nederlandse doventaal is niet hetzelfde als die van Duitsland, Turkije of China. Onhandig? Ik citeer een van de doventolken: ‘Dove mensen vinden het vast ook onhandig dat de gesproken taal Nederlands niet hetzelfde is als Duits, Turks of Chinees’.

 

Mocht u denken dat alleen ik het ene na het andere nieuwe inzicht over me kreeg uitgestort: voor de mensen in het zaaltje was het afgelopen vrijdag weinig anders. Het leek wel alsof de pubquiz, ergens halverwege de avond, was bedacht om horenden kennis te laten maken met doven. Bijna elk groepje had wel een dove deelnemer en dat zorgde voor een ongekende dynamiek. Er werd opvallend nadrukkelijk ge-ar-ti-cu-leerd, hier en daar werd de hulp van een tolk ingeroepen en in alle gevallen ontstonden er onvergetelijke ervaringen en werd het een gezellige boel.

Wel een stille boel. Tijdens de quiz kwam een van de medewerkster van het dorpshuis poolshoogte nemen. ‘Is er iets aan de hand? Het is ineens zo stil.’