Columns > Elk jaar een nieuwe tent

Elk jaar een nieuwe tent

Dat had dus nooit kunnen gebeuren in de tijd dat mijn ouders nog kampeerden – dat faillissement van tentenbedrijf De Waard. Zowat elk jaar kocht mijn vader een nieuwe tent en altijd van dat merk.

We hebben het over de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De tent werd gekocht en vervolgens op een mooie voorjaarsdag bij wijze van oefening opgezet op een open vlakte in het Wandelbos in Tilburg. Waarbij mijn vader met gekleurd plakband en stickers in de weer ging, zodat we later meteen wisten dat de twee stokken met blauw in elkaar moesten worden geschoven.

Een handig hulpmiddel. Dat zo’n bedrijf daar zelf niet opkwam, vraag je je af. Wat dat betreft is het misschien wonderlijk dat de tentenfabriek pas ruim veertig jaar later over de kop ging.

 

Later hield mijn vader op met die proefopstelling in het bos. En met die gekleurde stickers en bandjes. Want er bleek, had hij ontdekt, een nog handiger methode. Hij had die methode natuurlijk moeten delen met de verkopers van De Waard. Het had de basis kunnen zijn van een marketingstrategie die De Waard tot ongekende hoogte had opgestuwd.

U bent inmiddels stiknieuwsgierig naar de kampeermethode van mijn vader. Snap ik. Komt ie.

 

Het is bij deze methode een voorwaarde dat je jarenlang naar dezelfde camping gaat. In een land dat niet direct naast de deur ligt. En dat je daar elk jaar in hetzelfde straatje van die camping dezelfde vakantievierders tegenkomt. Noteer: die mensen zijn geen Nederlanders, maar lokalo’s. Ook belangrijk:  je koopt elk jaar een nieuwe tent van De Waard. En nee, dat is niet duur. Gewoon doorlezen.

 

Je rijdt naar dat verre land, in het geval van mijn ouders was dat Spanje. Daar word je enthousiast welkom geheten door Spaanse kampeerders. Je schudt handen, geeft hier en daar een zoen en zegt dat de reis lang en vermoeiend was. ‘Mucho traffico.’ Kijk er moeilijk bij.

Dan gaat señor Pepe of een van de andere Spaanse kampeerders je een stoel aanbieden en een flesje cerveza. Terwijl je in je campingstoel zit, kijk je toe hoe de tent voor je wordt opgezet door wild gebarende en luidruchtig overleggende Catalanen. Tegen je zoon Laurens mompel je zo nu en dan dat ze het helemaal verkeerd doen. ‘Die stokken zijn van de voortent, niet van de tent zelf. Enfin, daar komen ze nog wel achter.’

 

Na een paar dagen maak je een bordje. Daarop staat ‘Te koop’, maar dan in het Spaans. ‘Se vente’. Het duurt een dag of wat en dan komt er iemand voorbij en die zegt dat ze zulke mooie tenten in Spanje niet maken. Laat staan verkopen. Wat of die tent moet kosten. Je zegt dat ie hartstikke nieuw en poepduur is. Een kwartier later is de tent verkocht, voor bijna of helemaal de Nederlandse nieuwprijs.

‘Dat rijdt toch wel lekker zo, met weinig gewicht’, zeg je op de terugreis naar huis tegen je vrouw en je zoon.

 

En dat dan jaar na jaar herhalen.