Columns > Een donkere meneer op tv

Een donkere meneer op tv

Terwijl ik dit tik, zegt iemand op televisie dat het tuig van de richel is, die supporters van Den Bosch die afgelopen zondag racistische koren aanhieven. Hij krijgt applaus. U mag nu voor mij gaan klappen, want ik vind het ook schandalig. Mocht u het ook erg vinden wat er zondag gebeurde: ik vind het veel erger. Zo ben ik.

 

In mijn kindertijd kwam racisme niet voor. Want ik kende niemand om racistisch tegen te doen.

Nou ja, Joep misschien. Joep kwam uit Limburg en was in het Tilburg van mijn kinderjaren een soort van Nederlander Met Een Migratieachtergrond. We lachten wel eens om zijn zangerig accent en dat hij met carnaval qua verkleden enorm overdreef – maar verder vonden we Joep best geïntegreerd.

En dan was er nog Ad. Ad had een Indonesische mama en een Nederlandse papa, maar daar zag je bijna niks van. Die mama ging dood toen Ad en ik 9 of 10 jaar waren en ik bedacht toen dat het vast niet toevallig was dat juist díe mama doodging. Want Indonesië hoorde in die tijd bij de Onderontwikkelde Landen – en je kunt een mama wel uit een onderontwikkeld land halen, maar je haalt een onderontwikkeld land natuurlijk niet uit een mama. Best logisch dus dat ze zo jong doodging.

Mijn kinderjaren waren behalve Joep en Ad erg autochtoon.

 

Op de televisie was het in die tijd niet anders. Als er eens mensen te zien waren met een donkere huidskleur, dan was dat doorgaans in combinatie met een gironummer. Dan ging het over hongersnood, bommen, schooltjes zonder daken en dat patiënten 100 kilometer moesten lopen om naar de dokter te gaan.

Tot ik ergens begin jaren zeventig op een zaterdagavond met de rest van ons gezin en het land ‘Eén van de acht’ keek. Mies Bouwman stelde aan de ‘lieve, lieve mensen’ in de zaal en het land de kandidaten voor en ik verslikte me zowat in mijn glaasje 7Up en Milky Way – traktaties die hoorden bij de zaterdagavond.

Want daar stond een donkergekleurde kandidaat op het podium van de televisiestudio. Een meneer die Indonesisch, Moluks, Ambonees of zoiets was. Die meneer deed gewoon mee, wist allerlei proefjes succesvol te doen en een improvisatiesketch mee te spelen alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

Hij bracht het vanzelfsprekend niet tot de finale.